Khadija Arib: ‘Ik heb graag de regie’

Een kijkje achter de schermen bij de Tweede Kamer met Khadija Arib (59). Op 6 november ontvangt de Kamervoorzitter een eredoctoraat van de VU voor haar inspanningen rondom diversiteit. 

Bij aanvang van het interview excuseert Arib zich om een binnenkomend bericht op haar telefoon te bekijken: „Sorry hoor. Je kunt nooit dingen doen waarvan je denkt: dat ga ik vandaag eens doen. Er komt altijd wat tussendoor.”

Hoe is uw interesse voor politiek ontstaan?

„Opgroeien in Marokko betekende dat ik al jong besefte wat een dictatuur was. Er waren geen vrije verkiezingen, geen vrijheid van meningsuiting en demonstraties waren verboden. Op de basisschool kreeg ik van al van betrokken docenten mee dat ik moest studeren om iets te bereiken in een wereld van ongelijkheid. Ik wilde iets aan die ongelijkheid doen.”

„Op vijftienjarige leeftijd kwam  ik met mijn moeder naar Nederland. Toen merkte ik al dat het niet makkelijk was voor vrouwen met een migrantenachtergrond om een plek te verwerven in de maatschappij. Er bestond wetgeving die migrantenvrouwen afhankelijk maakte van mannen of hun vaders. Ik zag Marokkaanse meisjes die niet naar school mochten. Vanuit die ervaringen heb ik De Marokkaanse Vrouwen Vereniging Nederland opgericht. Een stichting die zich inzet om de maatschappelijke inzet van vrouwen te verbeteren. Het zijn vaak persoonlijke ervaringen die je aan het denken zetten. Waarom hebben mensen niet dezelfde kansen en rechten?”

Was u als student ook al zo scherp op de tong?

„Ik hoefde niet zoveel mijn mond open te doen want iedereen was kritisch in de jaren zeventig. Als ik in een demonstratie liep dan kwam ik mijn docenten van de Sociale Academie ook tegen. Er was een emancipatiegolf gaande en iedereen sprak toen over man- en vrouwverhoudingen. De Academie volgde ik terwijl ik nauwelijks Nederlands sprak maar wel veel ervaring had als vrijwilliger. Ik kwam jaren in gezinnen waar mensen geen eten hadden of het gas en licht was afgesloten. Dat gebeurde gewoon in Nederland.”

„Ik stond op Station Lelylaan te wachten, toen ik mij realiseerde dat er een dienstauto voor mijn huis stond.”

„Wat ik tegenkwam in de praktijk wilde ik ook kunnen verklaren. Daarom ben ik daarna sociologie gaan studeren aan de Universiteit van Amsterdam. Ook toen werd ik geconfronteerd met hoe conservatief Nederland eigenlijk was. Lange wachtlijsten voor de buitenschoolse opvang en tussen de middag moesten de kinderen naar huis. Alles was gericht op de mannelijke kostwinner en vrouwen stonden 1-0 achter. Mensen vroegen regelmatig verbaasd: ‘hoe kan het dat je fulltime werkt en voor drie kleine kinderen zorgt?’ Waarop ik dacht: ik zal maar niet zeggen dat ik daarnaast ook nog een studie volg.”

Was u nerveus voor aanvang van uw eerste dag als Kamervoorzitter? 

„Dat valt mee. Ik had al flink wat ervaring als ondervoorzitter. Dat bleek alleen niemand te zijn opgevallen toen ik mij kandidaat wilde stellen als Kamervoorzitter en op aardig wat verzet stuitte. Wel herinner ik mij nog dat de dag dat ik benoemd werd. Ik stond op Station Lelylaan te wachten, toen ik mij realiseerde dat er een dienstauto voor mijn huis stond. Ik heb snel de tram terug naar huis genomen.”

„Op dezelfde dag ben ik bezig met een stoel die stuk is of een Kamerlid wiens pasje niet werkt.”

Hoe ziet uw gemiddelde dag eruit?

„Geen dag in de Kamer is hetzelfde. Er kan elk moment iets gebeuren waardoor de hele dag overhoop wordt gegooid. De ene keer ben ik bezig met staatsrechtelijke vraagstukken, zoals de rol van het parlement als het gaat om informatievoorziening van de Kamer. Op diezelfde dag ben ik bezig met een stoel die stuk is of een Kamerlid wiens pasje niet werkt. Het is heel divers en daar ben ik goed tegen bestand. Ik heb graag de regie.”

„Sinds de coronacrisis veranderde er een hoop en was ik ineens crisismanager. Elke week was ik vijf dagen aanwezig in een leeg gebouw. Want het was mijn taak om ervoor te zorgen dat de democratie doorgaat zonder dat mensen gevaar lopen. Op creatieve manieren hebben we dat – veelal digitaal – opgelost. Daardoor had ik het genoegen om Kamerleden ongeschoren en in pyjama vanuit de kast te zien werken.”

„Maar het was ook een heftige en zware periode die een wissel trok op mij en de Kamerleden. Wij hebben ook ons leven ernaast met besmettingen van dierbaren. Ik kon mijn kinderen, kleinkinderen en moeder niet zien. Dat was pittig. Toch moesten wij als parlement de mensen het vertrouwen geven dat wij ons werk kunnen blijven doen. Ik weet niet hoe ik het gedaan heb, maar het is allemaal gelukt.”         

U bent lid van de PvdA, maar tijdens debatten behoort u onpartijdig te zijn. Lukt het altijd om emoties niet onbewust van invloed te laten zijn? 

„Er zijn debatten waarbij ik denk: nou, zo is het wel mooi geweest. Dan gaat het te lang door en wordt er te veel ingezoomd op details. In sommige gevallen kan een debat het verschil van opvatting niet oplossen. Dan kap ik weleens iemand af. Maar ik heb nooit het gevoel gehad dat ik dat heb gedaan, omdat ik het inhoudelijk niet met iemand eens ben. Dan zou ik heel veel mensen moeten afkappen.” Arib lacht en vervolgt: „Alle Kamerleden zijn gelijk en ik behandel iedereen hetzelfde. Als ik echt iemand afkap of chagrijnig ben, dan heeft het ook te maken met hoe ik me voel. Ik ben ook een mens. Dan heeft het niets met politieke kleur te maken.”

„Soms zijn er ook debatten waar je heel erg van kunt genieten. Vorige week was er een prachtig debat tussen Rutte en Van Raak (SP) dat ging over het wel of niet hebben van een ideologie. Het was zo’n mooi debat dat echt op inhoud ging. Dan zit ik echt te genieten. Dan zie je de schoonheid van een debat.”

Kamerleden die niet naast elkaar willen zitten of de gang op moeten als ze zich misdragen. Voelt het soms niet alsof u een schooljuf bent die een klas in toom moet houden?

„Het zijn volwassenen, maar het gaat er soms bijzonder aan toe inderdaad. Ik heb gelukkig nog nooit iemand uit de zaal moeten verwijderen. Het enige middel dat ik gebruik, is de microfoon uitzetten. Sommigen vinden dat een beperking van de vrijheid van meningsuiting, maar dat heeft er niets mee te maken.”

Wanneer u merkt dat een debat voor eigen doeleinden wordt gebruikt in plaats van het bereiken van een consensus, waar precies trekt u de grens?

„Ik zeg er wat van als ik het gevoel heb dat mensen alleen komen om een filmpje te maken of de ander te interrumperen om zichzelf op een bepaalde manier neer te zetten. Het is ongehoord en ongepast om een debat te gebruiken voor eigen video’s. Met knippen en plakken een ander verhaal neerzetten is  ook misleiding van de kiezer en desinformatie. Deze tactiek is ons parlement binnengeslopen en brengt schade aan zowel het inhoudelijke debat als elkaar.”

Geert Wilders noemde het een zwarte dag toen u Kamervoorzitter werd. Wat heeft die kritiek destijds met u gedaan?

„Er waren Kamerleden die ook tegen waren, die zeiden het anoniem in de krant. Wilders was openlijk tegen mijn voorzitterschap. Natuurlijk vond ik dat erg. Maar tegelijkertijd overheerste de gedachte: je kunt zeggen wat je wilt, maar uiteindelijk ben ik degene die de Kamer heeft gekozen. Sommigen dachten dat ik daar zat met een Marokkaanse achtergrond en daardoor niet neutraal zou kunnen zijn.”

„Als het om macht gaat, zijn mensen keihard.”

„Nu met de verkiezingen in aantocht merk ik dat het weer gaat spelen. Dat mensen bang zijn dat ik mij weer kandidaat stel. Als het om macht gaat, zijn mensen keihard. Aan de ene kant vindt men het belangrijk dat wij een multiculturele samenleving hebben en dat iemand met mijn achtergrond die functie heeft, maar als het erop aan komt dan denken zij: waarom zij en ik niet? Dan helpt het niet dat ik én vrouw én migrant ben.”

U ontvangt het eredoctoraat vanwege uw inspanningen rondom diversiteit. Welke veranderingen op het gebied van de emancipatie van minderheden zou u willen zien in de politiek?

„De Kamer is er qua vertegenwoordiging van vrouwen op achteruitgegaan. We vragen van alles van de samenleving, maar als het om onszelf gaat zien we een ondervertegenwoordiging van vrouwen. Ik spreek me uit voor quota, want het gaat niet vanzelf. Ik hoop dat we na de volgende verkiezingen uit minstens de helft vrouw bestaan.”

„Ik zou graag zien dat er ook een havenarbeider en een boer op de lijst staan.”

„Daarnaast is het belangrijk dat mensen zich herkennen in hun volksvertegenwoordigers. Dat zijn dus ook Kamerleden van niet-westerse afkomst. Het moet een weerspiegeling van de samenleving zijn op de lijst. Niet alleen qua achtergrond, maar ook wat betreft opleiding en leeftijd. Ik zou graag zien dat er ook een havenarbeider en een boer op de lijst staan. Diversiteit is heel belangrijk. Het versterkt de besluitvorming in de Kamer als we niet allemaal hetzelfde zijn of op elkaar lijken.”

Fotografie: Iris Planting/DutchandFamous

4 weken ago

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.