Nadia Bouras – ‘Als jij niet over jezelf schrijft, wie doet het dan?’

Nadia Bouras studeerde geschiedenis aan de Vrije Universiteit Amsterdam. We spreken haar over faalangst tijdens haar studententijd, hoe ze het beeld van de ‘zielige gastarbeider’ wil bijstellen en over de bedreigingen aan haar adres. 

Op een zonnige herfstdag ontmoeten we Bouras (41) in de Amsterdamse Rivierenbuurt. Het is de plek waar ze als klein meisje op de Arabische school zat, opgericht door een predikantenechtpaar. „Die twee waardeerden juist het anders-zijn,” zegt ze. „Iets wat we vandaag de dag goed kunnen gebruiken.”

„Toevallig moest ik onlangs op de VU zijn en daar werd ik overvallen door nostalgische gevoelens,” begint Bouras bij aanvang van het gesprek. “Terwijl ik er in het begin heel moeilijk mijn draai heb kunnen vinden.”

Waardoor voelde je je in eerste instantie niet thuis op de VU?

„Nu heet het geloof ik eerstegeneratiestudent-problematiek. Ik dacht dat de universiteit gewoon een voortzetting van de middelbare school was. Dat deed ik met twee vingers in m’n neus. Kijk, je kan natuurlijk keurig naar je colleges gaan en weer naar huis. Maar het idee is ook wel dat je een soort van binding voelt met zo’n academische setting en sfeer. Wat zijn de omgangsvormen? Moet ik wel of niet bij een studentenvereniging, en zo ja, welke? Het voelde alsof anderen wel een bepaalde code kenden en ik als enige niet. Maar doordat ik er ook niet de vinger op kon leggen, kon ik er ook met niemand over praten.”

„Als ik fietste en het gebouw zag opdoemen in de verte, kreeg ik al hartkloppingen.”

„In het eerste jaar ontwikkelde ik faalangst. Tijdens de eerste tentamenweek moest ik afrijden voor mijn rijbewijs en tegen alle verwachtingen in haalde ik het niet. Dat heeft echt iets met mijn zelfvertrouwen gedaan. Ook op de universiteit. Als ik fietste en het gebouw zag opdoemen in de verte, kreeg ik al hartkloppingen. Gek genoeg haalde ik wel hoge cijfers, maar studeren deed ik thuis huilend boven mijn boeken. Ik voelde dat er iets moest veranderen, maar tegelijkertijd voelde opgeven niet als een optie. Toen besloot ik: ik ga een semester studeren in Amerika, iets wat ik al als kind wilde. Paradoxaal, maar ik wist: ik moet weg.”

Het klinkt als een grote stap om in die toestand in je eentje naar de andere kant van de wereld te vertrekken. 

„Je hebt geen idee. De eerste paar weken hing ik huilend aan de telefoon met thuis. Ik moest echt naar zo’n telefooncel met een internationale telefoonkaart. Het was in het begin vreselijk confronterend. Maar na verloop van tijd hervond ik mezelf, juist omdat ik alles zelf moest doen en in een totaal andere context zat. Alsof ik mezelf opnieuw kon uitvinden.”

„Hoe verder je van huis bent, hoe meer je geconfronteerd wordt met de vraag: wie ben ik eigenlijk? Waar ik me op de middelbare school verzette tegen mijn Marokkaanse identiteit – ik wilde immers niet anders zijn dan mijn witte vrienden -, werd ik er in Amerika juist mee geconfronteerd. Steeds weer de vraag waar ik écht vandaan kwam, als ik in eerste instantie Nederland antwoordde. Of dan werd ik weer in het Spaans aangesproken.”

„Ik studeerde aan de universiteit in New Jersey en op de campus werd ik geconfronteerd met raciale segregatie. Elke dag arriveerde er een bus vol zwarte Amerikanen die werkten in de cafetaria of boekwinkels, terwijl de witte Amerikanen er als managers rondliepen.”

„Ik stond daar en dacht: de mensen die straks gebombardeerd worden, die lijken op mij.”

„Mijn roommate had een televisie en ik keek een keer mee toen zij en haar vrienden naar het nieuws keken. Bush hield een toespraak waarin hij Saddam Hussein een ultimatum stelde en dreigde anders de boel te bombarderen. Die woorden werden met luid gejuich ontvangen door de anderen en ik stond daar en dacht: de mensen die straks gebombardeerd worden, die lijken op mij. Dat zijn Arabieren, dat zijn moslims.”

„In de weekenden nam ik de bus naar New York, waar ik op Times Square in de Virgin Megastore naar Arabische muziek luisterde. Ik wilde de muziek van thuis horen. De zoektocht heeft me gebracht naar mijn Marokkaanse identiteit en Marokkaanse achtergrond. In Amerika ontdekte ik juist dat ik Marokkaan ben.”

Hoe was het om weer terug te komen bij de VU? 

„Na New York kwam ik terug als een ander iemand. Zelfverzekerd. Ook op de universiteit voelde het alsof iemand een deur had geopend. Er waren ineens veel meer Marokkaanse studenten en ik sloot me aan bij een opkomende studentenvereniging voor Marokkaanse studenten. De begeleider van mijn scriptie zei toen iets wat me altijd is bijgebleven: ‘Als jij niet over jezelf schrijft, wie doet het dan?’ Ik dacht: dát kan ik dus ook bestuderen in plaats van de Franse Revolutie. Eindelijk wist ik weer waarom ik geschiedenis ben gaan studeren.”

„Wat gaan we hier samen aan doen, nu blijkt dat zoveel mensen een racistische stem hebben uitgebracht?”

Toen ik net de deur uitstapte voor dit interview, haalde ik Het Parool van deurmat, die kopte: ‘Politiek is motor voor islamofobie’. Hoe zie jij de toekomst van diversiteit en inclusie in Nederland?

„Nieuwe onderzoeken tonen aan dat moslimdiscriminatie steeds normaler wordt. Dat lijkt me evident als je ziet dat de grootste partij van Nederland islamofobie als speerpunt heeft. We moeten echt wakker worden met z’n allen. De PVV domineert niet alleen het politieke debat, maar nu ook het beleid. Dat raakt ons allemaal. Na de verkiezingsuitslag werd ik gebeld met de vraag: ‘Gaat het?’ Alsof dit probleem alleen Marokkanen of moslims raakt. Nee, dit is een probleem van onze samenleving. Wat gaan we hier samen aan doen, nu blijkt dat zoveel mensen een racistische stem hebben uitgebracht?”

Je schrijft in je boek Een klas apart dat je je zorgen maakt over je dochters en hen wilt beschermen tegen het gevoel er niet bij te horen – iets wat jij zelf wel hebt ervaren. Hoe denk je daar nu over? 

„Het wordt alleen maar erger nu mijn kinderen ouder worden en begrijpen wat er speelt. Ik weet nog dat zij bij de laatste verkiezing meekregen wie Wilders is en waar hij voor staat. Van dat fragment waarin hij over ‘minder Marokkanen’ sprak en dat eindeloos herhaald werd op het Jeugdjournaal, schrok mijn oudste dochter ontzettend. ‘Moeten we dan weg?’ vroeg ze aan de keukentafel. ‘En moet oma dan terug naar Marokko?’ Let op, dit is de realiteit, die nog steeds bestaat bij ons thuis, ook als we de televisie uitzetten.”

Je bent als historicus niet alleen bezig met het verleden, maar ook sterk betrokken bij het maatschappelijke debat. Betaal je daar een prijs voor?

„Ja, dat zeker. Ik heb in het verleden bijvoorbeeld een sticker van Vizier op Links (een Nederlands radicaal-rechts platform, red.) op mijn voordeur gehad. Dat was erg beangstigend. Het is een manier om te laten zien: ‘We weten waar je woont.’ Dat mijn inbox vol loopt met nare berichten, tja, die gaan direct mijn digitale prullenbak in. Maar wanneer mensen bij je thuis komen, gaat dat echt een grens over.”

„Ik vind het walgelijk klikgedrag, typisch voor NSB’ers. Het impliceert een morele verhevenheid. Dat je mijn baas kunt mailen en denkt dat daar consequenties uit voortkomen.”

„Waar ik echt razend om kan worden, is dat mensen sinds kort mijn werkgever, de Universiteit Leiden, bestoken met klachtenbrieven. Die brieven worden niet gestuurd door anonieme trollen, maar door zogenaamd keurige mensen die met naam en toenaam schrijven. De brieven gaan over mijn toon, mijn standpunten, en zelfs over de vraag of ik geschikt ben om les te geven aan studenten. Ik vind het walgelijk klikgedrag, typisch voor NSB’ers. Het impliceert een morele verhevenheid. Dat je mijn baas kunt mailen en denkt dat daar consequenties uit voortkomen.”

„Ik moet bekennen dat dat soort intimidatie me erg heeft aangegrepen. De eerste keer dat ik na de zomer weer in de trein naar Leiden zat, kreeg ik last van hartkloppingen. Ik heb me altijd zo thuis gevoeld op de universiteit, maar vroeg me ineens af: wat vindt de universiteit nu van mij? Moet ik mijn toon matigen?”

En heb je je toon gematigd?

„Absoluut niet. Ik doe niets verkeerd. Natuurlijk ben ik soms scherp, maar dat is onderdeel van het debat. Mijn baas zei eens: ‘Misschien moet je van Twitter af.’ Maar nee, ik laat me niet wegjagen. Het zou een ondermijning van het academische debat zijn om dat wel te doen. Helaas zijn veel jonge academici bang om zich uit te spreken vanwege de gevolgen, en dat begrijp ik. Maar we moeten het academisch debat juist beschermen, en ik blijf dat doen.”

Wat vind je zo fascinerend aan migratie? 

„Ik ben het product van migratie, dus het gaat voor een belangrijk deel ook over mezelf. Ik vind vooral de erfenis van migratie interessant: het werkt op zoveel manieren nog in zoveel generaties door.”

„De tweede generatie mag wel boos zijn, maar het is belangrijk om te erkennen dat onze ouders geen slachtoffers waren, en wij dus ook niet.”

In je onderzoek naar Marokkaanse gastarbeiders ontdekte je dat het beeld van hen als slachtoffers van uitbuiting niet klopt. 

„Inderdaad, er bestaat een hardnekkig beeld dat Marokkaanse gastarbeiders door de Nederlandse overheid naar Nederland zijn gehaald en vervolgens zijn afgedankt. Slechts een klein aantal mannen werd daadwerkelijk geworven. De meeste Marokkaanse gastarbeiders kwamen op eigen initiatief. Het waren geen slachtoffers van kapitalisme of uitbuiting, maar eerder avonturiers die op zoek waren naar betere economische kansen. Dat inzicht doet afbreuk aan het dominante beeld van de ‘zielige’ gastarbeider. De tweede generatie mag wel boos zijn, maar het is belangrijk om te erkennen dat onze ouders geen slachtoffers waren, en wij dus ook niet.”

Je hebt ook onderzoek gedaan naar de rol van vrouwelijke migranten. Wat veranderde er toen deze mannen in de jaren tachtig werkloos werden? 

„Het werk dat gastarbeiders traditioneel deden, verdween uit Nederland. Fabrieken gingen dicht, de zware industrie verplaatste zich en er was weinig werk voor mannen die geen scholing hadden gehad. Terwijl vrouwen juist aan het werk gingen als schoonmaker of oppas. Veel vrouwen werden zo kostwinner en dat had een emanciperend effect. Waar sommige mannen overwogen terug te keren naar Marokko, voelden vrouwen zich juist sterker geworteld in Nederland. Teruggaan naar Marokko betekende vaak voor hen een terugkeer naar traditionele rolpatronen.”

„Mijn vader – die werkte als conciërge in een zorginstelling – behield gelukkig zijn baan, maar wat veranderde is dat ook mijn moeder ging werken, als kok in hetzelfde tehuis. Zij was destijds de enige werkende moeder van het schoolplein en hield het eerst geheim, bang voor het oordeel van andere moeders. Toen het uitkwam, bleek het juist inspirerend en zeiden andere moeders dat ze dat ook wilden.”

Je schreef het boek Een klas apart over de Arabische school, in Amsterdam, die uit naastenliefde is opgericht door een predikantenechtpaar. Wat kunnen we anno nu van hen leren? 

„Toen het domineesechtpaar Rolf en Georgine Boiten in de jaren zeventig Marokkaanse gastarbeiders in de binnenstad zagen verschijnen en niet veel later ook hun gezinnen, besloten ze eerst een opvanghuis en later de school genaamd Bouschrâ op te richten. In de school was juist veel plek voor de Arabische cultuur en taal. Het ging die twee altijd om de vrijheid om te zijn wie bent. Ze waardeerden juist het anders-zijn. Iets wat we vandaag de dag goed kunnen gebruiken.”

„Toen ik het echtpaar voor het eerst bezocht als startpunt van mijn onderzoek, waren ze geroerd dat er na zoveel jaar een oud-leerling op de stoep stond. Kort geleden is, nadat Georgine al eerder overleden was, ook Rolf overleden en was ik op zijn begrafenis. Daar voelde ik sterk dat het minste wat ik kan doen, is: hun boodschap blijven uitdragen.”

„Het navertellen van het verhaal over de school is precies waarom ik ooit geschiedenis wilde studeren: om de verhalen te vertellen die nog nauwelijks gehoord zijn en die zo een plek geven in onze gedeelde geschiedenis. Voor veel mensen met een migratieachtergrond ontbreekt vaak het gevoel echt deel uit te maken van dit land en van zijn geschiedenis. Door die sporen uit het verleden zichtbaar te maken, creëer je een verbinding, niet alleen met het heden, maar ook met wat daaraan voorafging. Ik hoop dat mensen zich zo meer geworteld voelen in onze gezamenlijke geschiedenis. Als ik daar ook maar een klein beetje aan kan bijdragen, is dat voor mij al enorme winst.”

4 weken ago

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.