Ex-politicus Elco Brinkman: ‘Ik kan nu weer vrijuit spreken’

Elco Brinkman (71) was maar liefst 45 jaar actief op het Binnenhof. Onlangs bracht hij zijn memoires uit en afgelopen week nam hij afscheid van het fractievoorzitterschap van het CDA in de Eerste Kamer. Met VU Magazine blikt hij terug op zijn studietijd, carrière en ziekte. 

U heeft gister afscheid genomen van de politiek. Hoe voelt dat?

„Dubbel. Al zit ik nu niet in één keer achter de geraniums. Ik heb al meerdere keren afscheid genomen, omdat ik sinds ‘95 een combinatie van functies bekleed heb bekleed. Ook zal ik nooit écht vaarwel kunnen zeggen tegen de politiek. Het zit in m’n bloed. Vanochtend was het eerste dat ik deed de radio aanzetten om te horen hoe het met het pensioenakkoord is afgelopen. Ik vind het wel heerlijk om niet langer de eeuwige druk van de agenda te voelen. En een voordeel voor jou is dat ik nu weer vrijuit kan spreken.”

Waarop was de keuze voor uw studies politieke wetenschappen en publiekrecht op gebaseerd?

„Ik wilde al vanaf jongs af aan burgemeester worden, net als mijn vader en grootvader. Deze studies leken mij een goed uitgangspunt. Toen ik echter na mijn afstuderen bij Binnenlandse Zaken terechtkwam, leerde ik dat iedereen daar burgemeester wilde worden. Ik mocht dus achteraan de rij aansluiten. Uiteindelijk is het burgemeesterschap mij meerdere keren aangeboden, maar telkens kwam het niet op het juiste moment.”

„Ik zat daar niet als Elco Brinkman, maar als de minister die dingen moest oplossen.”

Hoe kijkt u terug op uw studententijd?

„Het was een fantastische tijd. De colleges werden nog gegeven in slaapkamers op de Van Eeghenstraat en zelf woonde ik op Uilenstede. Dat was één grote bende, maar een warm nest. Ook bracht ik veel tijd door op het VU-corps. Mijn jaargenoten van T.A.O. zie ik nog steeds. Mijn studententijd was een ideale basis voor van mijn carrière.”

Wat was voor u een hoogtepunt uit de tijd op het Binnenhof?

„Het ministerschap van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur was zowel een hoogtepunt als leerschool. Daar werd ik met zoveel dingen uit het dagelijkse leven geconfronteerd: abortus, euthanasie, maar ook zaken als opera. Alles kwam langs. Die herkenbaarheid was enerzijds makkelijker, maar tegelijkertijd moest ik mij over mijn eigen vooroordelen heen zetten. Ik zat daar niet als Elco Brinkman, maar als de minister die dingen moest oplossen.”

Elco

En de mindere herinneringen?

„Iedereen schrijft altijd over het gedoe tijdens de verkiezingstijd van ’94. Dat was ook echt een dieptepunt. Wat ik eigenlijk veel erger vond, was dat ik twee keer lymfeklierkanker kreeg. Als je ernstig ziek wordt, heb je ineens niet langer de regie over je leven. Daar ben ik erg verdrietig over geweest. Als politicus leef je zo geprogrammeerd, maar ineens zat ik zelf niet meer aan het stuur. Het was iets heel ongrijpbaars.”

Heeft de ziekte u veranderd?

„Alles is anders na een ingrijpende ervaring. Ik was altijd in bestuurlijke zin met de zorg bezig geweest, maar ineens zat ik zelf in de wachtkamer. Daar kreeg de zorg een gezicht. Ik had nauwelijks gesprekken over bestuurlijke zaken, maar deelde met andere zieken ervaringen over hoe beroerd wij ons voelden. Maar in de ‘buitenwereld’ vond ik dat weer lastig. Zodra ik de deur uit liep, deed ik mijn petje op. Ik wilde mijn kaalheid bedekken; voelde mij getekend. Het zorgde ook voor een zoektocht naar mezelf: wat wilde ik met de tijd die mij nog restte?”

„Ik heb met de literaire wereld wel een appeltje te schillen gehad.”

In een ander interview sprak u over een roman waaraan u ooit begonnen bent. Is dat uw volgende project?

„Ik vind schrijven en spelen met de Nederlandse taal prachtig, maar eerst maar eens kijken hoe er op mijn memoires gereageerd wordt. Ik heb met de literaire wereld wel een appeltje te schillen gehad. Daarmee doel ik op de P.C. Hooftprijs die ik niet wilde uitreiken aan Hugo Brandt Corstius omdat hij zich ongepast had uitgelaten over ministers. Later hoorde ik dat er meer ministers gedonder hebben gehad met schrijvers. Dat karakter is misschien ook eigen aan schrijvers, dus ik denk niet dat ik een broodschrijver moet willen worden.”

Denkt u dat het CDA moet veranderen om jonge doelgroepen aan te spreken?

„Zeker. We hebben – letterlijk en figuurlijk – de stad links laten liggen en ons te veel laten opsluiten op het platteland. Daar gebeuren natuurlijk goede dingen, maar in de stad is meer narigheid samengebald dan ergens tussen twee hooibergen. We hebben onszelf te weinig vernieuwd en moeten ons als partij realiseren dat in de steden meer aanpassingen plaatsvinden. Dan kunnen we wel ruzies maken over openingstijden van cafés of hoeveel bier er geschonken wordt, maar er zijn belangrijkere vraagstukken.

Terecht zegt het CDA aan de andere kant dat we tegen vernieling zijn, want er zijn al veel tradities overboord gegooid. De gedoogcultuur op het gebied van verkeer, softdrugs en echtscheidingen is betwistbaar en criminaliteit rijst de pan uit. Barmhartigheid hebben we aan de VU allemaal leren spellen, maar een beetje striktheid en strengheid hoort ook bij de Protestantse leer.”

Elco
4 jaren ago

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.