Zijn werkkamer op de twintigste verdieping van het stadhuis kijkt uit op de Domtoren. Het is een van origine minimalistische ruimte die Van Zanen heeft omgetoverd tot een knusse kamer. In de ene hoek stapels boeken, de kast beladen met beeldjes en fotolijstjes en de muur vol met schilderijen en tekeningen.
Jan Van Zanen (57) is allesbehalve een kille burgemeester. Hij spreekt levendig, gebruikt wilde handgebaren en lijkt soms bijna uit elkaar te barsten van enthousiasme. Hij blikt terug op de recente aanslagen in Utrecht, zijn carriere en studie rechten aan de VU.
U koos ooit voor de studie Rechten aan de VU. Was die keuze snel gemaakt?
“Nee, verre van. Ik overwoog daarnaast ook nog journalistiek, geschiedenis en Duits. Ik ben in de jaren zeventig zelfs nog met mijn vader naar de School voor Journalistiek geweest. Dat was natuurlijk één grote progressieve bende, bij wijze van spreken dan, en mijn vader keek het met lede ogen aan. Ik koos uiteindelijk toch voor rechten omdat ik dacht dan nét iets meer kanten op zou kunnen.
Hoe was uw studententijd?
“Daar heb ik ontzettend van genoten. Ik was best een recalcitrante student. Ik vond veel zaken op de universiteit bureaucratisch verlopen en daar liet ik mij over uit. Ook was ik vóór de neutronenbom en dat mocht natuurlijk niet aan de VU. Daar kreeg ik dan weer gelazer van. Ik liep als enige student trouwens bijna altijd in pak. Afijn, je krijgt een beeld. Wél was ik altijd erg betrokken. Ik zat in de faculteitsraad, de Universiteitsraad en in het hoofdbestuur van de JoVD. Ik mocht dat allemaal van mijn ouders, bij wie ik nog in Edam woonde, zolang ik mijn tentamens maar haalde.”
“Ik was best een recalcitrante student.”
En die haalde u?
“Niet altijd, maar doorgaans wel. Vlak voor mijn afstuderen moest ik alleen nog familierecht overdoen en mijn scriptie schrijven. Toen ben ik eerst naar Amerika vertrokken. Ik kreeg een beurs om aan Cornell Law School te studeren. Dat was een geweldige tijd. Daar wilde ik alleen maar schrijven over politiek en dat heeft uiteindelijk geleid tot een biografie over Haya van Someren-Downer, de eerste vrouwelijke partijvoorzitter van de VVD. Na mijn studie ben ik in Utrecht gaan wonen. Dat ik uiteindelijk in de raad van Utrecht terecht ben gekomen heeft alles te maken met een barbecue van de VVD. Iemand daar vroeg verbaasd: ‘Ben je nou helemaal uit Edam naar Utrecht gekomen?’ Zodoende kwam ik in de raad. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan.”
Daarna werd u burgemeester van Amstelveen. Wat maakt iemand nou een goede burgemeester?
“Laat ik het zo verwoorden: ik heb eigenlijk de ideale genen van mijn ouders meegekregen. Mijn vader is ondernemer en dus zakelijk; mijn moeder is verpleegkundige en dus verzorgend. Als burgemeester heb je beide nodig. Enerzijds moet je de boel op orde houden en beslissingen maken die soms ook pijn doen. Dat Ajaxsupporters hier geen voetbalwedstrijd mogen bijwonen, of dat er ergens een coffeeshop komt. Er zijn altijd mensen boos op keuzes die ik maak. Aan de andere kant moet je geduld hebben, met mensen kunnen omgaan en geïnteresseerd zijn. Mijn kinderen klaagden vroeger weleens dat wanneer ze met hun oma – mijn moeder – op stap gingen het uren kon duren omdat ze met iedereen een praatje maakte. Daar herken ik mezelf wel in.”
“Ik heb eigenlijk de ideale genen van mijn ouders meegekregen.”
Wat zijn de mooiste dingen die u meemaakte als burgemeester van Utrecht?
“Ik vind het mooiste van dit vak dat ik bevoorrecht ben om zoveel mensen te ontmoeten. Eind vorig jaar nog toen ik de pasgeboren Sebastiaan, de 350.000ste inwoner van Utrecht, een bezoekje bracht. Fantastisch om dat nieuwe gezin te ontmoeten. De uitreiking van het EK vrouwenvoetbal was ook bijzonder en velen hebben kunnen genieten van de start van de Tour de France. Dan straal ik van trots dat het Utrecht is waar het plaatsvindt. Maar indrukwekkend was ook om de veerkracht en eensgezindheid te zien na de verschrikkelijke aanslag een maand geleden.”
Hoe hebt u persoonlijk de aanslag ervaren?
“Ik zat die maandagochtend in de wekelijkse vergadering met mijn staf Veiligheid, toen de telefoon ging. Het was de politiechef en ik vroeg mijn adviseur of hij de telefoon even kon nemen. Hij zei vervolgens met een rood hoofd dat ik ‘m tóch even zelf moest aannemen. Vanaf dat moment stonden we in crisisstand tot half tien ‘s avonds. Het is niet zo dat ik dan lamgeslagen niets meer kan, want ik ben erop getraind. Natuurlijk stond ik strak, maar niet zo onacceptabel dat ik er onder geleden heb. Naderhand kwam de emotie toen ik de verhalen hoorde. Bouwvakkers die huilend vertelden hoe ze alles zagen gebeuren, of iemand die op een telefoon een app van een moeder aan haar dochter las. Terwijl de dochter voor haar leven vocht. Verschrikkelijk. Ik ben nog steeds onder de indruk van alle hulpverleners en hulpdiensten. Het zijn dappere mensen die geconfronteerd worden met de meest vreselijke dingen.”
“Het is niet zo dat ik dan lamgeslagen niets meer kan, want ik ben erop getraind.”
Misschien is het te kort dag, maar heeft het de stad veranderd?
“Ja, daar ben ik van overtuigd. Het voelt alsof de stad haar onschuld heeft verloren. Dat klinkt misschien dramatisch, maar ik ervaar dat wel zo. Het was de eerste keer in Nederland dat er sprake was van dreigingsniveau vijf. Dat is nogal wat. Aan de andere kant zag ik ook een enorme betrokkenheid, bij de slachtoffers, de naasten en de ooggetuigen. Echte verbondenheid, we hielden elkaar vast. We waren er voor elkaar en dat zijn we nog steeds.”
Verlangt u nog weleens terug naar Amstelveen?
“Elke dag, er gaat geen dag voorbij dat iemand er niet aan refereert. Ik heb met veel plezier in Amstelveen gewerkt. Uiteindelijk ben ik zelfs ereburger geworden en vonden mensen het jammer dat ik wegging. Dat had ik liever dan dat een hele horde had gezegd: ‘Wanneer rot die man nu eens op, want die flauwe grapjes kennen wel nu wel.’ Je moet op tijd wegwezen.”
Voelt dat nu in Utrecht ook al zo?
“Ik hoop dat het hier voorlopig nog niet afgelopen is. Als de Utrechters het nog een termijn met mij aandurven, grijp ik die kans met beide handen aan. Maar ik ga dit niet tot mijn 70ste doen: dat lijkt me voor niemand wenselijk.”
We gaan u dus niet zien als burgemeester van Amsterdam?
“Dat lijkt me niet. Bovendien is jullie huidige burgemeester een fantastisch mens.”